Welke sport past bij mij? In dit artikel deel ik deze vraag op: Wat vind ik leuk, waar ben ik goed in en waar liggen de beste kansen?
Welke sport past bij mij?
Als we het hebben over de grote namen in de sport en hun succes dan vallen er vaak termen als ’toewijding’, ‘doorzettingsvermogen’, ‘aanleg’ en ’talent’.
Vaak mis ik daarbij een andere factor die misschien nog belangrijker is dan al die andere factoren: De mazzel dat je voor een bepaalde sport gekozen hebt. Misschien hadden we nooit van Johan Cruijf gehoord als hij had besloten op volleybal te gaan. Misschien zou Pieter van den Hoogenband niets voorstellen op een fiets en zou Tom Dumoulin zwemmend niet verder komen dan een A-diploma.
Veel mensen beginnen aan een bepaalde sport omdat het ze leuk lijkt. Dan moet achteraf maar blijken of ze goed zijn in die sport en of succes in die sport ook meer kan opleveren dan trofeeën en medailles.
Als je op zoek bent naar de meest geschikte sport voor jou dan hangt het antwoord af van wat je precies bedoelt met ‘geschikt’. Bedoel je daarmee:
- De sport waar je het meest plezier uit haalt?
- Hoe laag/hoogdrempelig een sport is?
- Wat een sport kan doen voor je lichaam en geest?
- Dat je verwacht uit te blinken in die sport?
- Welke kansen een sport biedt?
1.Welke sport vind je het leukst?
Van veel sporten weet je pas echt hoe deze jou bevallen als je ze hebt uitgeprobeerd. Toch kan je van tevoren al proberen een selectie te maken op basis van enkele eisen die je aan een sport stelt. Denk onder andere aan het verschil tussen:
- Team vs solo
- Spel vs. fysieke inspanning
Team vs solo
Veel van mijn leukste herinneringen stammen uit de tijd dat ik op honkbal zat. Van mijn 5e tot 16e jaar was ik te vinden op de velden van Flying Petrols in Purmerend. Bij die herinneringen zijn er slechts enkele van acties zelf, zoals een uit het veld geslagen homerun. Het zijn vooral de herinneringen aan de teamsfeer die zijn blijven hangen.
Een teamsport is veel meer dan een vorm van beweging. Het is een vorm van sociaal contact buiten je andere sociale kringen zoals school en werk. Het creëert ook een gevoel van saamhorigheid die je misschien nooit eerder ervaren hebt. Natuurlijk kan je in andere sporten ook samen trainen. Het is echter anders wanneer je als team wedstrijden doet tegen anderen. Dan ben je van elkaar afhankelijk en sneller geneigd elkaar te ondersteunen. Zo heb ik 11 jaar lang wanneer ik aan slag stond moeten horen:”Kenneth, je ken het!”
Dit sociale aspect kan een enorme verrijking zijn en voor sommigen kan dit net zo belangrijk zijn als het bewegen zelf. Anderen kunnen dit juist als afleiding zien. Een noodzaak om je bezig te houden met sociale banden terwijl je daar misschien juist even aan wilt ontsnappen.
Spel vs. fysieke inspanning
Er waren meerdere redenen dat ik op mijn 16e de overstap maakte naar basketbal. Bij honkbal zijn er veel momenten dat je niet fysiek actief bent en stil staat op het veld, of zit in de dugout.
Hiermee zou ik geen probleem gehad hebben als ik woonde in een warmer oord. In de Nederlands lente, zomer en herfst betekende het echter vaak lang stil staan op een koud en nat veld.
Basketbal wordt binnen gespeeld. Wanneer je op het veld staat, ben je bijna continu in actie. Hoewel er nog steeds een erg groot spel-element is, is de nadruk op fysieke activiteit al een stuk groter.
Maar misschien heb je helemaal niets met dat spel-element. Een bal door een basket gooien of wegslaan met een knuppel vergt vooral veel fijne motoriek en coördinatie. Wil je de pure focus op de fysieke inspanning dan zal je eerder terecht komen op sporten zoals atletiek, zwemmen, fietsen en fitness. Sommigen hebben echter het spelelement nodig om zichzelf in beweging te brengen.
2. Hoe laag/hoogdrempelig is een sport?
Ik zat gisteren ‘Drive to survive’ te kijken. De Netflix documentaire over de Formule 1. In de eerste aflevering hoor je Daniel Ricardo die uitlegt hoe zijn vader hard werkte om de passie van zijn zoon mogelijk te maken. In een documentaire over Ayrton Senna konden we het verhaal horen over een familie voor wie de weekenden in het teken stonden van reizen naar ver gelegen kart-banen om zoonlief in actie te zien.
Kosten van een sport
Niet iedereen wordt geboren als de zoon van Jos Verstappen. Of, zoals Senna, als zoon van een rijke landeigenaar en eigenaar van een fabriek. Dat niet iedereen een F1 coureur kan worden, ongeacht inzet en aanleg, is nu eenmaal een feit.
Sommige sporten zijn nu eenmaal duurder dan andere sporten. Als ouders wil je dat de sport van je kind vooral een bron van plezier is en niet de oorzaak van stress over rekeningen. Ook als je zelf op zoek bent naar een nieuwe sport om te beoefenen dan doe je er goed aan je van tevoren te verdiepen in alle kosten die erbij komen kijken.
Regiogebonden sporten
Bovendien zijn bepaalde sporten vooral in bepaalde regio’s zeer populair. De faciliteiten rondom zo’n sport zijn dan ook vaak beter in dergelijke regio’s dan elders. De kans dat je je in Suriname ontwikkelt als beste schaatser te wereld is zeer klein.
Dat betekent niet dat je buiten die regio’s die sport niet kunt beoefenen. Het maakt de kans dat je die sport op hoog niveau kunt beoefenen wel zeer klein. Zo was Japan de onbetwiste nr. 1 in Judo als grondlegger van de sport. Totdat Anton Geesink als eerste niet-Japanner wereldkampioen werd in 1961 en daarmee zorgde voor de opkomst van de ene na de andere dojo in Nederland. Als pionier zal je het echter een stuk moeilijker hebben dan in landen waar al een heel systeem rondom een sport is ingericht.
3. Wat kan een sport doen voor je lichaam en geest?
Het is natuurlijk ook mogelijk dat je vooral wilt sporten om gezonder te leven en/of fysieke veranderingen wilt veroorzaken. Je keuze voor een sport kan dan bepaald worden door welke sport het meeste toevoegt aan dit doel.
Als ik bijvoorbeeld mijn uithoudingsvermogen zou willen verbeteren dan zou honkbal niet de beste keuze zijn geweest. Dat is ook logisch gezien het een sport is waarbij de nadruk meer ligt op het spelelement dan op het fysieke element. Nog een beter voorbeeld is bijvoorbeeld darten. Dat doe je niet om een droog, gespierd en gezond lichaam te bouwen.
Als het gaat om wekelijks voldoende beweging te krijgen dan moeten de meeste sporten daar op zich aan kunnen voldoen. Tenminste wat betreft het advies van de wereldgezondheidsorganisatie om per week 150 minuten te bewegen op gematigde intensiteit. Drie keer in de week volleyballen, voetballen, boksen, het is allemaal prima.
Maar met dat advies kan je tevreden zijn zoals je tevreden kunt zijn met een 5,6 voor een tentamen. Het is voldoende, maar niet echt om over naar huis te schrijven.
Cardio en krachttraining
Je eist al wat meer van jezelf als je bijvoorbeeld wilt zorgen voor zowel gematigde als hoge intensiteit. Zo kan je namelijk naast cardiovasculaire inspanning (conditie) ook grotere spierkracht ontwikkelen. Conditietraining is goed ter voorkoming van onder andere hart- en vaatziekten. Krachttraining op jongere leeftijd creëert spiermassa die op latere leeftijd veel klachten kan voorkomen.
Dit hoeft niet perse krachttraining met gewichten te zijn. Explosieve vormen van training zoals sprinten of snelle stoten plaatsen op een bokszak, maken ook gebruik van de snellere spiervezels die bij krachttraining worden ingezet.
Uiterlijk van een fitness model
Als het voor jou vooral belangrijk is dat je er zo snel mogelijk uitziet als een fitness model dan ontkom je er niet aan te trainen als een bodybuilder. Zware gewichten dus gericht op spiergroei in combinatie met een dieet gericht op spiergroei afgewisseld met een dieet gericht op vetverbranding.
Dit lijkt voor de hand liggend. Het zal je echter verbazen hoeveel mensen er zijn die denken met andere sporten als bijkomstig resultaat zo’n lijf te creëren. Dat is echter voor zeer weinig sporten het geval en voor nog minder mensen die die sport beoefenen. Sprinters uit de wereldtop trainen zo vaak explosief en hebben verhoudingsgewijs zoveel snelle spiervezels (optimaal voor spiergroei) dat ze behoorlijk gespierd kunnen worden door hun training.
Turners die in de ringen werken, moeten zeer zware oefeningen verrichten. Op wereldniveau kan dit ook leiden tot de spiermassa die je bij sommige (lichtere) bodybuilders aantreft.
Dat zijn echter voorbeelden van lichamen die bereikt zijn met een leven lang trainen op het hoogste niveau binnen een sport. Hetzelfde lijf hadden ze waarschijnlijk ook kunnen bereiken met een paar jaar drie tot vier dagen krachttraining in de sportschool.
Meer eigenwaarde door sport
Sport kan ook je eigenwaarde vergroten. Soms door wat je dankzij de sport kunt met je lichaam, andere keren door de veranderingen van je lichaam zelf. Twintig kilo spiermassa extra zorgde er twintig jaar geleden voor dat ik me een man voelde in plaats van een jongetje. Puur door het uiterlijke effect en hoe anderen daarop reageerden.
Voor deze transformatie had ik echter al een andere transformatie doorgemaakt. Door vechtsporten als Karate, Aikido, Iaido en Kobujutsu op te pakken voelde ik mezelf veel weerbaarder. Ik had nu het gevoel dat ik wist wat mijn lichaam kon en hoe ik mezelf kon verdedigen. Hoewel er uiterlijk toen nog weinig verandert was, voelde ik mezelf al veel groter. De latere krachttraining zorgde vooral dat anderen mij nu zagen zoals ik mezelf al een tijdje zag.
Het hoeft natuurlijk geen vechtsport of krachttraining te zijn. Je hoeft niet sterker of groter te worden om meer eigenwaarde te hebben. Eigenwaarde kan je ook halen uit het feit dat je jezelf ertoe brengt om in beweging te krijgen. Of van het feit dat je gewoon ergens goed in bent. Of het nu curlen, dammen of kleiduif schieten is.
4. Voorspellen in welke sport je goed bent?
Sommige mensen denken bij sporten alleen het succes dat ze daarmee kunnen behalen. Denk aan de beroemde ‘Eddy the Eagle’. Eddy’s enige reden om mee te doen aan schansspringen was omdat hij daarmee de enige Brit zou zijn op dat onderdeel. Daarmee zou hij dus een grote kans hebben om zich te plaatsen voor de Olympische Spelen. Zijn jeugddroom die hij op deze manier uit wist te laten komen (film tip!).
Echt goed was hij overigens niet. Hij had ook niet bepaald het lichaam van een schansspringer. Zo woog hij bijna 9 kilo meer dan zijn meeste concurrenten. Hij eindigde dan ook als laatste tijdens de Spelen van 1988. Daarna werden de regels veranderd zodat nieuwkomers zichzelf eerst bewezen hadden in internationale competities.
Aanleg voor welke sport?
Daarmee komen we op het complexere, meer technische deel van dit artikel: Kan je (laten) voorspellen in welke sport(en) jij goed zult zijn?
Zoals in de inleiding genoemd, denk ik dat de grote namen in de sport allemaal in eerste instantie door puur geluk aan de top zijn gekomen. Het pure geluk dat ze kozen voor een bepaalde sport en daar achteraf goed in bleken te zijn.
Er zijn een paar uitzonderingen. Denk aan lange mannen die in Afrika bij toeval worden ontdekt omdat ze 2,30 m lang zijn en zo in de NBA terecht komen. Of ‘onze’ Max, die niet bij toeval in de racesport is beland en er vroeg achter kwam de juiste genen geërfd te hebben.
De meesten van ons zijn geen 2,30m lang of hebben ouders in de topsport. Geen duidelijke kenmerken waardoor we waarschijnlijk beter zouden zijn in de ene sport dan in de andere. Moet je dan eerst een paar jaar ‘verspillen’ in een sport voordat je er achter komt dat je dromen van Olympisch Goud en faam beter in een andere sport kunt najagen?
Aanleg voor sport op basis van spiervezeltype
Voorspellen in welke sport je goed zult zijn, zal ook in de toekomst zo goed als onmogelijk blijven. Succesvol zijn in een sport hangt immers van veel meer af dan alleen je fysieke eigenschappen. Deze kunnen je echter wel in een bepaalde richting duwen of andere richtingen uitsluiten.
Denk bijvoorbeeld aan de verhouding van spiervezeltypen in bepaalde lichaamsdelen en de energiesystemen die deze van brandstof voorzien . Trage spiervezels, ook wel type 1 spiervezels genoemd, zijn zeer efficiënt met energie. Ze kunnen inspanningen van een gematigde intensiteit leveren, maar voor een lange periode. Denk bijvoorbeeld aan het lopen van een marathon.
Snelle spiervezels, type IIa en IIb, leveren een hogere inspanning voor een kort moment. Denk bijvoorbeeld aan sprinters op de 60, 100 en 400 meter. Onderzoekers keken in 2015 naar de spieren van een wereldrecord op de (indoor) 60 meter horde en 110 meter horde [1]. De onderzoekers troffen het hoogste percentage snelle spiervezels ooit aangetroffen in een atleet. In totaal was 71 procent van zijn spiervezels type II. Specifiek van het type IIb , ook wel super fast twitch genoemd, was dit 24 procent.
Geboren als sprinter
Die supersnelle spiervezels (IIB) leverden 2 keer zoveel kracht als de snelle spiervezels (IIa) en veertien keer zoveel kracht als de trage spiervezels. Zijn benen zijn dus gebouwd voor zeer hoge inspanning van zeer korte duur. Als een auto die gebouwd is om te drag racen. Die moet je ook geen rally laten rijden.
De meesten van ons zijn helaas niet in gelegenheid de verhouding van onze spiervezels te laten meten. Toch hoeft het niet moeilijk te zijn een inschatting te maken voor welke takken van sport jouw lichaam gebouwd is.
Somatotypen: Lichaamstype en aanleg voor sport
De zogenaamde somatotypen zijn feitelijk niets meer dan plaatjes en namen die we plakken aan drie uiteenlopende lichaamstypen. Ooit ontwikkeld door een psycholoog die dacht aan deze lichaamskenmerken ook psychische kenmerken te kunnen koppelen. Mensen zouden altijd in meer of mindere mate eigenschappen bezitten van de verschillende somatotypen endomorf, mesomorf en ectomorf. Hoewel de oorspronkelijke theorie nergens op bleek te slaan, blijken de drie namen en bijbehorende plaatjes vaak wel nuttig te zijn om lichaamstypen te classificeren.
Onder topatleten zien we vooral veel mensen die qua eigenschappen het meest in de klasse mesomorf vallen. Relatief weinig lichaamsvet, veel spiermassa en veel snelle spiervezels. Denk bijvoorbeeld aan 100 meter sprinters.
Sommigen zullen daarnaast echter ook meer eigenschappen hebben van een endomorf. Meer lichaamsvet, met name in het onderlichaam meer massa en relatief korte armen en benen. Denk bijvoorbeeld aan powerlifters, kogelstoters en als extremer voorbeeld sumo worstelaars.
Aan de andere kant van het spectrum zien we mensen die zeer goed zijn in duursporten. Denk bijvoorbeeld aan triatleten, marathonlopers en wielrenners. Mensen met meer eigenschappen van de ectomorf. Meer trage spiervezels die meer zuurstof kunnen genereren, meer rode bloedcellen, minder spiermassa, maar ook minder lichaamsvet en lange armen en benen.
Binnen de top van bepaalde sporten zien we nog genoeg variatie. Een ‘echte’ ectomorf hoeft echter niet de hoop te koesteren de wereldtop te behalen in powerliften of sterkste man wedstrijden. Omgekeerd hoeft een echte endomorf niet te verwachten ooit een record op een marathon te lopen.
Lichaamsverhoudingen
De lichaamsverhoudingen zelf spelen natuurlijk ook een rol, los van hun verband met spiervezeltype en lichaamsvet. Zowel zwemmers als roeiers profiteren van lange armen om een grotere slag te kunnen maken. Voor de zwemmer geldt daarbij ook dat grote handen een voordeel bieden. Ze dienen immers als peddels. Voor de roeier maakt het geen, of weinig verschil.
Maar ook de grootte van de bewegingsbaan die je ledematen kunnen maken, de verhouding tussen de lengte van armen, benen en torso kunnen allemaal een grootte rol spelen.
Aanleg voor sport voorspellen met DNA?
Tegenwoordig zijn er bedrijven die beweren te kunnen voorspellen in welke type sport jij goed zult zijn op basis van je DNA. Dat zou natuurlijk fantastisch zijn. Even een beetje wangslijm afnemen en een paar dagen later horen of je de nieuwe Messi, Hamilton of LeBron bent.
Helaas lijkt hier hetzelfde te gelden als voor het DNA dieet waar ik als eens eerder over schreef. In beide gevallen wordt gekeken naar het eventuele bestaan van bepaalde genetische variaties in personen. Variaties die reeds in verband zijn gebracht met bepaalde eigenschappen zoals je eetlust of de snelheid van je metabolisme.
In dat artikel concludeerde ik op basis van de onderzoeken dat het opstellen van een dieet op basis van DNA (nog) niet mogelijk is. Er zijn namelijk te weinig genetische variaties waarvan we weten welke invloed ze hebben, laat staan welke invloed ze hebben in combinatie met andere genetische variaties.
Een genetische aanleg voor bepaalde sporten bestaat. Zo is er bijvoorbeeld een zeldzame genetische afwijking gevonden in een Finse atleet die in 1964 twee Olympische gouden medailles won bij cross country. Eero Mäntyranta was geboren met een variatie op een gen betrokken bij de aanmaak van rode bloedcellen. Zijn natuurlijke begrenzer op EPO is als het ware uitgeschakeld. Waar Lance Armstrong stiekum EPO toediende, had Eero van nature niveau’s die 25 tot 50 procent hoger waren dan normaal [2].
Dat is echter een zeldzame afwijking. Een kleine kans dus dat jij die toevallig blijkt te hebben. Er zijn meer genetische variaties die grotere of kleinere impact kunnen hebben op prestaties, afhankelijk van de type mutatie en de soort sport. Tot nu weten we nog veel te weinig om van willekeurig personen meerdere belangrijke genetische variaties aan te wijzen en die te vertalen naar uitspraken over een talent voor bepaalde sporten.
Sport voorstellen op basis van DNA onmogelijk
Hoewel het in de toekomst zeer interessante informatie op kan leveren, zijn er nu nog teveel gaten in onze kennis. Het is alsof je weet dat je uiteindelijk een mooie symfonie zou kunnen spelen op een piano. Voorlopig zijn er echter slechts twee of drie toetsen op de piano te bespelen en heb je net één muziekles gehad.
Zaken als eetlust zijn namelijk een stuk makkelijker te meten dan ‘aanleg voor een bepaalde sport’. Behalve dat je van alle genetische variaties (en hun combinaties) het effect moet weten, moet je ook weten welke eigenschappen het beste passen bij welke sport. Dat laatste is al een hele uitdaging op zich.
Dat weerhoudt commerciële partijen er niet van om nu al te doen alsof ze de vijfde symfonie van Beethoven kunnen spelen met drie toetsen en één muziekles. Sportscholen die stellen dat ze jouw perfecte schema kunnen samenstellen op basis van je DNA. Bedrijven die zeggen te kunnen voorspellen in welke sport jij goed zou zijn.
Het is voorlopig vooral kwakzalverij [3]. Geld verdienen aan een magere theoretische basis die nog lang niet vertaald kan worden naar een significante meerwaarde in de praktijk.
Ook als je in de toekomst door je DNA te onderzoeken precies jouw sterke kanten kan uitlichten dan wil dat niet betekenen dat er überhaupt een sport is waarin je zou uitblinken. Als die sport er wel is dan hoeft dat niet toevallig een sport te zijn waar jij plezier uit haalt of die praktisch (locatie, kosten etc.)
Gewoon doen wat je leuk vindt.
Behalve te kijken naar wat je leuk vindt of waar je goed in bent, kan je tot slot ook nog een meer zakelijke afweging maken. Een sport kiezen waarin veel geld te verdienen valt.
Een combinatie van al deze factoren is natuurlijk de droom van velen. Een sport die je leuk vindt, die goed voor je is, waar je goed in bent en ook nog eens goed aan verdient. Het moge duidelijk zijn dat dit geluk voor weinigen is weggelegd. Niet iedereen kan voor FC Barcelona spelen of uitkomen in de NBA.
Persoonlijk geloof ik nog steeds in de traditionele weg. Gewoon een sport kiezen die je leuk lijkt. Blijk je daar toevallig goed in te zijn, mooi. Blijk je er toevallig leuk aan te kunnen verdienen, nog mooier. Is dat allemaal niet het geval dan doe je in ieder geval wat je leuk vindt.
Bovendien kan je je afvragen hoe lang je een sport op hoog niveau kunt volhouden als je daar je geen plezier aan beleeft.
Referenties
- Trappe S, Luden N, Minchev K, Raue U, Jemiolo B, Trappe TA. Skeletal muscle signature of a champion sprint runner. J Appl Physiol (1985). 2015;118(12):1460–1466. doi:10.1152/japplphysiol.00037.2015
- https://bjsm.bmj.com/content/37/3/192
- https://www.nocnsf.nl/nieuws/corporate-nieuws/experts-genetisch-testen-op-sporttalent-is-zinloos